Onkruid

 

De verkiezingen komen eraan. “Wat heeft dat met onkruid te maken?”, hoor ik je denken. Het is politiek onkruid waar ik op doel, de snel uitdijende beweging die zich over ons land verspreid: het populisme.

 

Waar Nederland altijd bekend stond om de multiculturele, tolerante inslag, het land waar iedereen zich thuis voelde, is dat allang niet meer het geval. Meer en meer wordt er door verschillende partijen, maar met name de PVV, openlijk haat en onverdraagzaamheid gezaaid, gebaseerd op angst en veelal ongefundeerde kreten. In een land waar we in alle rust en vrijheid naast elkaar konden leven, los van ras, afkomst, geloof, politieke kleur of seksuele geaardheid, worden mensen meer en meer tegen elkaar opgejut en in hokjes geplaatst. Het is een ‘verwildering’ die hand over hand het land in zijn/haar greep dreigt te krijgen.

 

Lang – mede ingegeven door de tolerante en verdraagzame houding – dachten we, dat het wel over zou waaien. ‘Geen aandacht aan schenken, gewoon negeren, dan houdt het wel op’. Maar onkruid gaat niet weg als je het negeert. Nee, het gaat juist door; ongehinderd door tegenstand schiet het overal wortel, breidt zich snel uit tot het uiteindelijk alle mooie, verschillende, plantjes in je tuin overwoekert en verstikt.

 

Zo is het ook met het populisme. Wegkijken helpt niet, en ook doodzwijgen heeft geen effect. Het enige resultaat is, dat ze daarmee worden aangemoedigd om steeds luider te roepen, angst en wantrouwen te verspreiden en mensen op te jutten met leuzen als ‘Minder, minder’, ‘Alle grenzen dicht’ en ‘Nederland is vol’. Juist door de nuance weg te laten en grote groepen ineens als ongewenst of gevaarlijk weg te zetten, heeft een grote impact op de minderheden die het doelwit zijn.

 

Daarom wordt het tijd om het onkruid te bestrijden.
Want alleen door dit onkruid te snoeien, te wieden en terug te dringen krijgen alle individuele mensen weer licht, lucht en ruimte om te groeien en te bloeien. Alleen zo krijgen we ons eigen Nederland, die gevarieerde smeltkroes waar iedereen zich zelf mag zijn en de ander met een open vizier tegemoet treedt, weer op de rit. Waar tolerantie en hoop weer een kans krijgen. Het land waar goede sociale voorzieningen zijn, en we samen zorgen voor de zwakkeren in de samenleving. Waar we bruggen bouwen, in plaats van muren.

 

Onkruid wieden is een kwestie van bijhouden. Dus kunnen we niet volstaan met één keer een protest uitbrengen. We moeten alert blijven, en bij de eerste signalen dat het onkruid weer de kop op dreigt te steken, de situatie benoemen, met goede argumenten afwijzen en laten zien waar we voor staan. De problemen waar we mee te maken krijgen het hoofd bieden, en niet wegkijken.

 

De verkiezingen komen eraan: tijd om het onkruid te wieden. Doe je mee?

 

 

 

Denk je eens in

Ik volg een discussie over vluchtelingen. En ik moet het even kwijt. Ik hoor u zuchten… zij nu ook al? Maar het is nodig.

Het is dringend, het is schrijnend, het is mensonterend. Het is de werkelijkheid.

Ik denk dan: het zal je zelf maar overkomen… Stel dat wij in oorlog raken, bedreigd worden, onze huizen gebombardeerd.. Of we worden bedreigd vanwege onze godsdienst, het wordt niet langer getolereerd, we worden nagewezen, geweigerd bij winkels, vernederd, bedreigd, ons huis wordt beklad, de kinderen lijden honger…
We raken op de vlucht en hopen op een helpende hand… en dan is er geen begrip. Nee, je wordt als lastig weggezet, profiteur, extremist of ‘gelukzoeker’. Stel je voor zeg, dat je ergens anders gelukkig zou worden…

Denk je eens in

Hoe moeilijk is het, om vriendelijk te zijn, behulpzaam, begripvol. Natuurlijk hoef je niet direct drie mensen in je huis op te nemen, meevoelen is al een goed begin. Geld doneren, of dekens, meubels, kleding, eten…
Of bidden, of alleen al genuanceerd praten over het vluchtelingenprobleem.

Hoe wanhopig ben je, als je in een wankel bootje stapt met je kind, alles achterlaat, of onder prikkeldraad doorkruipt, of bereid bent om je te verstoppen achter het landingsgestel van een vliegtuig? Het is te erg voor woorden. Ik kan het me niet eens indenken, gelukkig niet.

stenen hart

Het grootste gevaar zit erin, dat we ons te goed voelen, onze welvaart niet willen delen, ons niet kunnen of willen verplaatsen in de nood van de ander, te lauw zijn, of te kritisch, te cynisch zijn, ons hart verhard…

Laten we bidden dat het nooit zo ver komt.
En ondertussen steun betuigen aan al die medemensen. Helpen, doneren en nuanceren. Vooral dat.
Voel mee en open je hart.
Altijd weer, tot wel zeventig keer zeventig keer.

Heer, help ons helpen.

Hollen of stilstaan

Ken je dat? Het is in het leven en werken vaak hollen of stilstaan, is mijn ervaring. Neem nou werk: zo ben je werkloos, het volgende moment werk je weer volledig en ga je op een drafje door het leven… Het werk is druk en daarnaast heb je dan nog andere bezigheden en verplichtingen. Ook sociaal werkt het vaak zo, de ene avond kun je wel naar drie afspraken, en dan heb je weer weken niets.

mierenAls ik het druk heb, neem ik me voor om extra te genieten van de vrije momenten. Maar juist dan wil dat vaak niet, omdat je nog druk bent in je hoofd, nadenkt over deadlines of opdrachten, of ineens weet wat je had moeten zeggen in dat ene gesprek… Regelmatig lig ik dan halve nachten te piekeren, of heb ik ineens inspiratie. Tegenwoordig gebruik ik die momenten dan ook maar: direct even schrijven, of bewust opslaan en de volgende ochtend snel die notitie uitwerken.

Maar als het rustig is, en je dus thuis prima die ene kamer zou kunnen behangen, of de tuin eens goed onderhanden nemen, dan heb je geen zin, of stel je het uit. Om vervolgens, als je het weer druk hebt te verzuchten… had ik het toen maar gedaan!

Neem de belastingaangifte. Een jaarlijks terugkerend pijnpunt. Het stelt natuurlijk allang niets meer voor, want alles is al ingevuld, je moet het alleen nog even controleren en je giften verzamelen en invullen. En toch stel ik het ieder jaar weer tot het laatste moment uit, en ik ben niet de enige. De site van de belastingdienst is standaard overbezet zo tegen de laatste inleverdag. Hoe komt dat toch? En waarom is dat een collectieve kwaal? Hebben we daar in voorgaande jaren een allergie tegen opgebouwd, toen het écht nog ingewikkeld en veel werk was? Zit dat nog in ons hoofd, en heeft dat nog jaren nodig om af te bouwen? Of is het een stil protest, omdat anderen ons een deadline opgeven voor iets waar we eigenlijk geen tijd aan willen besteden?

Zelf denk ik, dat het onderdeel is van wie ik ben. Onderhand ken ik mezelf. Uitstelgedrag ontstaat bij vervelende klussen of als ik niet goed weet hoe ik het zal aanvliegen. Aan de andere kant kan ik goed presteren onder druk en ben ik een avondmens. Daardoor kan ik naast de overuren nog prima drie wasjes doen en ’s avonds om half tien nog rustig wat overhemden strijken. Maar o wee, als ik een vrije dag heb… dan slaap ik uit tot half elf, ga rustig aan de koffie met een broodje en moet ik om twee uur nog bedenken wat ik ook al weer zou kunnen of willen doen.

zomerOf er moet al een leuke serie zijn waar ik in zit, of een leuk boek. Of de zon schijnt…. Dan trek ik de tuin in, maar dan wel in een luie stoel. Daar heb ik altijd tijd voor!

Er zijn vast meer mensen zoals mij, maar ach: zolang de periodes van hollen en stilstaan elkaar maar regelmatig afwisselen, komt alles op zijn plek.

Veel plezier!

 

 

Geloof, hoop en liefde

“De angst regeert”, horen we sinds Charlie Hebdo steeds vaker. En ook, dat geloof alleen maar geweld oplevert. Het is net, of de media ons wil laten denken dat geloven niet meer van deze tijd is. Dat het moet worden weggezet als onwenselijk. En dat doet me zeer. Tijd voor een tegengeluid.

Eiffeltoren

Geloof zit in mijn DNA. Ik kan en wíl niet zonder. Het geloof is voor mij een zekerheid, waaraan ik kracht ontleen, en troost en hulp. Een ‘plek’ waar ik naartoe kan, ieder moment – dag of nacht – waar ik nooit wordt tegengehouden of genegeerd.
En ik geloof in de alles overstijgende liefde van God.

Waarom dan dit geweld, honger op aarde, oorlogen, ziekte? Ik heb daar niet direct een antwoord op.
Ik las ooit, dat God ons niets wil opleggen. Dat zijn liefde te vergelijken is met onze liefde voor onze kinderen. Wij houden van onze kinderen, willen hen beschermen en behoeden van gevaar en pijn. Maar betekent dat dat we ze niet laten skateboarden, skiën, rolschaatsen? Dat we ze niet loslaten om op stap te gaan, of op vakantie met vrienden? Nee. We leggen uit wat de risico’s zijn, maar geven ze ruimte om zelf dingen te doen en te ontdekken. En als het fout gaat, helpen we ze overeind, verzorgen ze liefdevol en helpen we ze weer op weg.

Datzelfde doet God met ons. Hij legt ons uit wat de risico’s zijn, laat ons los en hoopt dat we de juiste keuzes maken. En als we toch in de fout gaan, vangt Hij ons op. Keer op keer, zonder voorwaarden, liefdevol en geduldig.
En we maken veel fouten, steeds maar weer. En we leren zo weinig van het verleden. Het lijkt wel of we allemaal, stuk voor stuk, eerst zelf moeten voelen wat het is, wat dan ook, voordat we het voor waar aannemen. Wat dat betreft zijn we net kleine kinderen…

Het is zo makkelijk, om het geloof weg te zetten als de kwade genius, de reden van alle geweld en haat op de wereld. Maar de harde realiteit is, dat wij mensen in staat zijn om zelfs om de kleinste dingen ruzie te krijgen, getuige het programma de Rijdende rechter en al het kleine en grote leed in ons dagelijks leven. Daar hebben we geen geloof voor nodig. Zelfs de Paus zei het deze week: “Als je bij herhaling gemene dingen zou zeggen over mijn moeder, wil ik je ook een klap verkopen, dat is logisch, een menselijke reactie.”

Nee, het geloof laat ons – als het goed is – juist nadenken over onze daden. Leert ons met liefde te kijken naar de ander, te helpen waar nodig en elkaar met een open vizier tegemoet te treden. In de Bijbel zegt Hij, dat we elkaar moeten vergeven, telkens weer. Omdat God weet, hoe hardleers we zijn, hoe vaak we de fout in gaan en hoe impulsief we kunnen zijn. En Hij vraagt ons, om al onze fouten, problemen, vragen en twijfels aan Hem voor te leggen, zodat Hij ze voor ons kan dragen. Dat doet Hij met liefde.

Ik geloof, dat we bij alles wat we doen, rekening zouden moeten houden met de ander. Vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar het vraagt ook om nuancering, om verantwoordelijkheid. Het is geen vrijbrief om te kwetsen – gewoon omdat het kan. Net zoals geweld gebruiken geen antwoord is. We kunnen en mogen onze mening niet opdringen, maar we zouden kunnen beginnen met een gesprek. Over de onderlinge drijfveren, de dromen en de angsten. Zodat we een kijkje krijgen in het hart van die ander, en ontdekken dat die net zo is als wij.

Laten we geloven in het goede van de mens. In het bundelen van krachten, het delen van verdriet, het realiseren van dromen. En in de liefde.

zonsondergang

De beste wensen

de beste wensenWe zeggen het de eerste dagen van het jaar meerdere keren: de beste wensen!

Wie wensen we dan het beste? Natuurlijk, vrienden en familie, buren en kennissen.
Maar ook bootvluchtelingen? Asielzoekers? Kinderen die tussen wal en schip raken en daardoor op het verkeerde pad gaan? Mensen die door de crisis / scheiding / ontslag alles zijn verloren en nu zijn aangewezen op de Voedselbank? Eenzame ouderen?
Hebben we ook deze mensen voor ogen, als we iedereen de beste wensen toewensen? Of raakt de spoeling dan te dun? Is er dan niet genoeg voor onszelf? En wat is genoeg? Ieder jaar een nieuwe jas? Of auto? Vijf paar schoenen, of vijftien?

Ik ben altijd vol bewondering als ik lees of zie, hoe mensen zich belangeloos inzetten voor anderen. In het groot, en in het klein. Vrijwilliger bij het Leger des Heils, soep uitdelen. Als arts/verpleger naar Afrika, om ebola te bestrijden. Met een groep jongeren naar derdewereldlanden, om te bouwen aan huizen, opslag, waterputten, scholen. En ook van acties als serious request kan ik wel warmlopen: met vele kleine acties een gigantisch bedrag binnenhalen voor een goed doel. Dat geeft hoop: het kan wel, als we maar ons best doen. Maar tot mijn schaamte ben ik tot nu toe vooral een toeschouwer….

Vandaag hoorde ik op de radio: we zitten zo vaak vol goede bedoelingen en voornemens, maar wat komt er van terecht? Wie (her)kent niet de verzuchtingen: “Ik zou eigenlijk meer moeten bewegen, stoppen met roken, afvallen, een studie gaan volgen, vaker bij mijn ouders langs moeten gaan…”
De kunst is, gewoon te beginnen. Geen excuses gaan zoeken, of bezwaren. Als we het écht willen, gewoon starten. Gaandeweg komen dan de eerste goede gevoelens, die zorgen voor extra stimulans om vol te houden. Niet te lang nadenken, maar doen.

Uit eigen ervaring kan ik dat beamen. Ik ben vorig jaar al voorzichtig begonnen: meer bewegen, een studie, mijn blog. En het is een kwestie van doorzetten, maar het geeft ook zeker voldoening en resultaten.
Maar geen reden tot borstklopperij, er valt nog genoeg te verbeteren; zoals gezegd kan het belangeloos inzetten, helpen en aandacht schenken bij mij best actiever… Gelukkig ligt er weer een heel nieuw jaar voor ons. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.
Voor iedereen de beste wensen!

Zeggen wat je denkt?

Al lantegeltjegere tijd is het te merken: de verharding in de samenleving. Waar “we” zo luid verkondigen dat we tolerant, verdraagzaam en een multicultureel land zijn, blijkt dat allerminst in de dagelijkse praktijk. En dan het ongebreidelde populisme! Bah! Plaatsvervangende schaamte krijg ik ervan.

Zeggen wat je denkt?
Het is een hellend vlak waar we ons op bevinden. Heel gemakkelijk zakken we steeds verder af qua menselijkheid en verdraagzaamheid. Nu lijkt klagen sowieso al een tweede natuur te zijn: is het niet over het weer, dan wel over de vakantie, de files, de benzineprijzen of de koffie…
En voor even is dat prima hoor, even stoom afblazen is natuurlijk en onschuldig. Maar laat het daarbij. Draaf niet door, laat je niet meeslepen door loos gebral en ga niet generaliseren. Vooral online schrik ik regelmatig van de haat en woede-uitbarstingen die lukraak het internet op worden gegooid. Zonder enig respect voor wie dan ook. Als er een discussie wordt gestart, lees dan waar het over gaat, wat de kern is van het verhaal en reageer gefundeerd (of niet).

De crisis – ja, daar is ‘ie weer – heeft daar denk ik ook aan meegeholpen, in negatieve zin. Natuurlijk is het niet makkelijk, als je je baan verliest, en vervolgens om je heen ziet dat anderen wel aan het werk zijn. Of een bonus krijgen. Of domweg tegen je zeggen, dat je ‘meer moet uitgeven, om de economie een stimulans te geven’ terwijl jij de eindjes aan elkaar probeert te knopen.

Maar laat de crisis niet ook nog een gat slaan in onze gevoelens en medemenselijkheid.

Time out
Het is tijd voor een ‘time out’, even pas op de plaats en herbezinnen op waar we mee bezig zijn. Niet als een dolle over het veld lopen, maar even de tactiek bespreken. Denk na bij wat je zegt en doet: is dat mijn eigen mening, en is die gebaseerd op eigen ervaringen? Voegt het iets toe? Of roep ik gewoon wat mijn buurman roept? Kijk om je heen, naar je ‘teamgenoten’. Dat kunnen familieleden zijn, vrienden, collega’s, klasgenoten of wat dan ook. Je wilt toch ook niet, dat iemand beschuldigingen over hén de wereld in slingert, zonder enige reden of oorzaak?

Vrede op aarde
Het is de kunst, om niet bij het minste of geringste naar de ander te wijzen, maar bij jezelf te blijven. Probeer naar beste eer en geweten te leven, doe eens iets voor een ander, en besef dat we hier nog steeds in vrede en veiligheid wonen en leven.

verdraagzaamheid 1

Het is bijna kerst, de tijd dat we meestal wat milder worden en iets meer voor de ander over hebben. Laten we proberen, die tijd te gebruiken voor wat zelfreflectie en van daaruit weer met een frisse en onbevooroordeelde blik te wereld in te kijken. Want waar we elkaar echt zién, krijgen we vanzelf (meer) respect en begrip voor elkaar en voor elkaars omstandigheden.

Ik wens ons allemaal veel verdraagzaamheid toe!

Afscheid, of doorstart?

de Sionsberg

Veel is er al over gezegd en geschreven de afgelopen weken: ziekenhuis De Sionsberg is failliet verklaard. Mijn werkgever voor vele jaren, en meer dan dat. Het kleinste ziekenhuis van Nederland – een titel die door “ons” als eretitel werd gedragen – heeft noodgedwongen haar deuren moeten sluiten.
In mijn blog wil ik niet nog eens alle overtuigingen en mogelijke oorzaken benoemen, dat is al veel – en goed – gedaan. Nee, ik wil jullie meenemen op mijn persoonlijke route door het ziekenhuis.

Familie
Dat is het woord, dat als eerste in mij naar boven komt. Als ik na een zomervakantie voor het eerst in weken weer het terrein op kwam om te werken, voelde het als thuiskomen. De vertrouwde collega’s weer zien en spreken, de laatste nieuwtjes uitwisselen en horen wat er in de tussentijd voor ontwikkelingen waren geweest.
De Sionsberg kon, en kan, als geen andere werkplek, mensen aan zich binden. Als er tijdelijke krachten werden verwelkomt, grapten we: “Pas maar op, de Sionsberg laat je niet los!”. Een soort “hotel California”, maar dan in positieve zin 😉

Saamhorigheid
Die saamhorigheid strekt zich uit tot ver in de regio. Er zijn vele connecties: je werkt er, of familie werkt er, de patiënten zijn je buren, vrienden, gezinsleden, oud-klasgenoten. Daardoor was, en is, er oprechte betrokkenheid en warme zorg. Maar ook andersom, was, en is, er vanuit de regio oprechte betrokkenheid bij het ziekenhuis. Iets dat in deze dagen ook weer heel duidelijk blijkt, geweldig!

Pionieren
Ook dat hoort al jaren bij de Sionsberg: de lijnen kort, de stemming positief, en als het moet standvastig en veerkrachtig. Met ruimte voor ontwikkeling, op allerlei gebied. Juist dat was steeds onze kracht: meebewegen met vraag en aanbod, in een kleine setting en met veelzijdig personeel, dat daardoor flexibel inzetbaar is.
Dat was ook altijd het leuke, van werken in De Sionsberg. Waar je in andere ziekenhuizen twee of meer mensen op een specialistische taak beschikbaar had, was het in Dokkum andersom. Je had als medewerker vaak meerdere ‘petten’ op, omdat het te klein was om voor de specifieke functies allemaal fulltimers in te zetten. Daardoor kreeg je ook een bredere blik, en meer onderlinge verbondenheid. Je had elkaar immers nodig, op allerlei terreinen. Taken werden gekoppeld aan personen, aan persoonlijke talenten. Een constructie die nog weer zorgde voor meer verbondenheid en betrokkenheid.

Nieuwe invloeden
Met de veranderingen in het zorglandschap en de introductie van bezuinigingsrondes en meer en meer conformeren aan de ‘standaard’ kwam dit meer en meer onder druk te staan. Het flexibele werd ingekaderd en de afdelingen kwamen steeds meer op voor ‘hun’ stukje. En daar ging het fout: waar anders mensen elkaar hielpen en over en weer bijsprongen, was dat ineens lastig, vanwege afdelingsbudgetten, roosterplanning en personele kosten…
Alleen in kritieke tijden waren we in staat om dat allemaal weer los te laten, niets verbindt meer dan een gezamenlijke strijd of tegenstander.

Afscheid, of doorstart?
Terugkijkend ben ik blij met al mijn ervaringen, loopbaanstappen en fijne collegiale contacten. Al die belevenissen, gedeelde vreugde en verdriet, die samenhang en gezamenlijke inspanningen voor ‘de Berg’ hebben mij voor een groot deel gevormd.
De Sionsberg, die zit onder mijn huid.

Dat dat voor meer mensen geldt, blijkt ook nu weer. Nu er letterlijk gemorreld wordt aan de deuren, staan medewerkers, specialisten en regio weer als één blok en is het doel duidelijk: handen af van De Sionsberg!
Nergens anders zie je dat zo sterk. Dat heeft het ziekenhuis tot nu toe steeds van de afgrond gered, en ik hoop van harte dat het ook deze keer weer lukt. De Sionsberg, daar ben je mee geholpen!

Laten we leren van het verleden, en bij een doorstart weer teruggaan naar die saamhorigheid en onderlinge hulp en flexibiliteit. Dat is het verband dat ons bij elkaar houdt, en maakt dat we een goed geoliede machine zijn. Pas dan zal de regio ook weer terugkomen, omdat ze voelen dat het weer om hen gaat, en zij nergens anders zo worden benaderd en behandeld als in dit kleinste ziekenhuis van Nederland.

Examenstress

Daar had ik last van, de afgelopen dagen, weken. Een akelig, onrustig gevoel, dat je vast wel kent.
De laatste acht maanden deed ik een online studie en afgelopen zaterdag was mijn examendag. Wat was ik blij dat het zover was! De laatste weken waren zenuwslopend; oefenexamens maken, de stof nog maar weer eens doorspitten, schema’s bestuderen, definities uit m’n hoofd leren, en ja: ezelsbruggetjes bedenken. Tot ik ontdekte dat ik het ezelsbruggetje nog wel kende, maar niet meer wist waar het voor stond…. En als een schema uit 8 stappen bestond, wist ik er 6 of hooguit 7…
Ook werkte ik met zelfbedachte icoontjes, maakte ik samenvattingen en dook ik vervolgens maar weer in het boek, bang dat er net gevraagd zou worden naar de dingen die ik voor mijn gevoel niet helemaal onder de knie had.
Kortom, examenstress.

Eigen tijd
Een online studie heeft veel voordelen: je hoeft niet te reizen, zit niet vast aan een vaste ‘schooldag’, kunt het huiswerk maken op elk gewenst moment en onder het leren rustig een muziekje opzetten of een wasje draaien.
Maar nadelen zijn, dat je niet kunt sparren met klasgenoten, jezelf kunt ‘meten’ met hen, samen foeteren over het huiswerk – dat het een zware opdracht was bijvoorbeeld – of overleggen hoe je iets het best kunt onthouden. Pas op de finale dag van het examen werd me duidelijk, dat alle andere examenkandidaten tegen dezelfde spanning aanliepen. In de Jaarbeurshallen te Utrecht waren de trappen, bankjes en stoelen bezaaid met mensen die allemaal nog op het laatste moment aantekeningen doornamen, het boek op schoot hadden en onderling aan het discussiëren of repeteren waren. Dat was troostrijk en geruststellend: ik was niet de enige die onzeker was, sterker nog: het was heel normaal!

Toch samen
Er waren op die dag vele examens, van allemaal verschillende opleidingen. Een bonte mengeling van studenten, variërend van psychologie tot techniek, van communicatie tot financiën. Opeens trof ik een klein groepje dat dezelfde stof oefende die mij zo bekend voor kwam. Er was één, die moeite had met dezelfde formulering als ik. Ze steunden elkaar in deze momenten, beurden elkaar op en haalden nog wat momenten op van de lessen. Hoewel we hetzelfde examen zouden doen, hoorde ik er niet echt bij.
In de zaal keek ik om me heen, of ik misschien medecursisten zag van ‘onze’ online groep. We hadden namelijk een beveiligde werkomgeving, waarin de cursisten een profiel konden aanmaken, met of zonder foto. En ja hoor, aan het tafeltje naast mij herkende ik één ervan, en verderop nog iemand. En zo konden ook wij onze ervaringen delen, even ons hart luchten over lastige opdrachten én het gemak van het online aanleveren van het huiswerk. Elkaar bemoedigen en succes wensen.
En toen was het zover, ieder voor zich. Naderhand hebben we elkaar niet meer gesproken, we verlieten de zaal op verschillende tijdstippen. Maar wie weet hebben we online nog eens contact, en kunnen we de examenstress samen weglachen.

Opgelucht
Voorlopig ben ik weer even vrij van huiswerk, opdrachten, definities en schema’s. En die stress, daar kan ik goed zonder. Maar het gevoel van werken naar een doel, en samen ervaringen te delen, dát blijft bijzonder. Net als de opluchting achteraf.
Dát gun ik iedereen.

examen gedaan

Zorg en de macht van de zorgverzekeraars

De macht van de zorgverzekeraars, het zit me hoog. Vanaf dag één was ik sceptisch, en dat is niet veranderd. Of toch wel, ik ben gewoon tégen. Zorgverleners en zorgverzekeraars hebben namelijk niet een gezamenlijk doel, maar eerder tegenstrijdige belangen. De ene wil goede zorg bieden, liefst dichtbij en aan een ieder die dat nodig heeft. De ander heeft een winstbelang en wil zo weinig mogelijk geld uitgeven aan behandelingen. Liefst geconcentreerd en volgens harde afspraken. Hoe zo geef je dan de laatste partij de macht over de eerste? Ik heb het nooit begrepen, en begrijp het nog steeds niet.

Sluipenderwijs is hun macht en greep op de zorg toegenomen. Eerst werden de jaarlijks gebruikelijke begrotingsgesprekken omgevormd tot inkoopgesprekken, met afspraken over financiering van de zorg die nodig is / gegeven wordt. Prima, met een inschatting van de zorg vooraf, en een herrekening achteraf. Al snel werden dat afgebakende aantallen, kwamen er harde eisen aan de te verlenen zorg en was het niet meer mogelijk om nog extra afspraken te maken, of niet geleverde zorg gecompenseerd te krijgen. Nog weer later gingen ze op de stoel zitten van de vakvereniging en de Inspectie voor de Volksgezondheid en werden er eisen gesteld aan te opereren aantallen, randvoorwaarden en materiaalgebruik.

Marktwerking in de zorg
Ondertussen bundelen de zorgverzekeraars hun krachten. Er zijn momenteel nog vier grote overkoepelende verzekeraars actief. In Friesland eigenlijk maar één (De Friesland), onderdeel van Achmea. Deze verzekeraar heeft rond de 90% van de verzekerden van de provincie in haar pakket.
Waar De Friesland vroeger een warme medestrijder voor de ziekenhuizen was, een partij waar je kon aankloppen voor hulp en steun bij de ontwikkeling van regionale zorg, is dit nu 180 graden omgedraaid. De Friesland bedenkt hoe het zorgpalet er (volgens hen) uit zou moeten zien, en door knijpen, onder druk zetten en gewoon weigeren te luisteren of te onderhandelen moet ieder ziekenhuis in de provincie in het door hen bedachte profiel worden gedrukt. Friesland Voorop heet het project, maar er ontbreekt een woordje: De. Dé Friesland stelt zichzelf voorop en kijkt niet naar de belangen van de inwoners, die opeens veel verder moeten reizen, voor geboortezorg bijvoorbeeld. Of voor klinische cardiologie, of operaties.

marktwerking in de zorg

En het gaat maar door. Binnenkort ga je niet eerst naar de huisarts als je iets mankeert, maar moet je bellen met de zorgverzekeraar. Die bepaalt dan waar je naartoe kunt (mag). En wil je dat niet, dan zijn de kosten voor jezelf. Hoe ver moet het komen, voordat Nederland tot de slotsom komt, dat de democratie hier ver te zoeken is? Met zo weinig zorgverzekeraars verdelen ze gewoon het land in te ‘regeren landsdelen’. En wij? Wij kijken lijdzaam toe, betalen steeds meer premie en zijn gedwongen tot steeds hogere eigen risico’s. Wij moeten steeds verder reizen, omdat de verzekeraar anders oordeelt en inkoopt.
Het is, dat ik met mijn premie ook zorg mogelijk maak voor anderen, maar anders zou ik zeggen: hou maar, die zorgverzekering. Ik laat het er wel helemaal op aankomen. Het is betreurenswaardig. Ik geloof in collectieve verantwoordelijkheid voor zorg (net als voor pensioenen), maar niet in kartelvorming en machtsblokken.

De macht van het collectief

kracht van het collectief

Inmiddels komen zowel de ziekenhuizen als de verzekerden tot de conclusie, dat De Friesland een andere weg is ingeslagen en niet langer van en voor hén opkomt, maar voor het grote geld.
Her en der ontstaan tegengeluiden, protesten, oproepen om over te stappen naar een andere verzekeraar. Steeds meer, en telkens luider. En ik kan al die mensen die de stap nu willen nemen, alleen maar toejuichen.
Zelf ben ik jaren geleden al overgestapt, ik kon en wilde niet langer verbonden zijn aan een verzekeraar die de menselijke component heeft losgelaten. De DSW heeft hierin een heel ander geluid, een verademing moet ik zeggen. Zorg dichtbij, een vrije artsenkeuze en gewoon vergoeding van de zorg waar je per slot van rekening iedere maand ook je premie voor betaalt. Maar de DSW wordt binnen de ‘club’ al gezien als onhandelbaar kind, en heeft al dreigementen ontvangen van de ‘grote broers’. Wanneer ziet de minister in, dat dit alleen maar spaak kan lopen? Als de verzekeraars háár hun wil gaan opleggen? Of zit ze al in het complot, en krijgt ze straks een mooie bestuurderspost bij een grote verzekeraar?
Ik wil zo graag geloven in het goede van de mens, maar krijg geregeld het deksel op de neus. Maar ik weiger op te geven, het moet toch anders kunnen, beter? Ik heb mijn hoop op de macht van het collectief, op ons, alle verzekerden samen, die opstaan voor een humaner beleid, een écht goede regeling, betaalbaar en dichtbij. Doet u mee?

Wordt de mens een uitstervend ras?

Ik heb net een filmpje gezien “humans need not apply” over hoe ons werk in de breedste zin van het woord binnen afzienbare tijd wordt gedaan door geautomatiseerde robots, van zwaar werk tot vervoer, van journalist tot advocaat, van kassière tot kantoorklerk, van schaker tot componist.
Wat gebeurt er dan? Hebben we dan een perpetuum economie, die zichzelf draaiende houdt, nieuwe middelen en mogelijkheden ontwikkelt en deze dan aan ons mensen aanbiedt? Of zelfs dat niet meer, maar aan de robots die ons hebben vervangen?
Wat blijft er dan over van de mens? Gaan we lezen, reizen, luieren, ons verdiepen in filosofie, grote geloofsvragen en de wetenschap? Sporten, zeilen, vliegen?
Maar hoe dan? Van welk geld? Met welke middelen? Blijven we steken in wat we nu hebben, tegen een basisinkomen? Maar betaald door wie, is dan de vraag? Is het nog nodig om te werken voor geld, maar ook om hypotheek af te dragen? Voor wie, of wat? Zijn banken nog nodig, is geld nog nodig? Als machines alles overnemen, krijgen we dan een nieuwe wereld waarin geld overbodig is? Want tenslotte: wat moet een machine met geld? Kan er dan niet worden geproduceerd naar behoefte, wereldwijd?
Gaan we dan terug naar een ruileconomie, waarin mensen met al hun vrije tijd weer gaan knutselen, niet omdat het moet, maar omdat ze tijd hebben, en dat vervolgens ruilen tegen iets wat een ander heeft geknutseld? Krijgen we dan twee economieën naast elkaar? Starten we overnieuw, zonder de druk van werken om te leven? Kijken we over 50 jaar terug en zeggen we: ongelooflijk dat onze (voor)ouders zich zo hebben kapot gewerkt, en waarvoor? Of gaan we elkaar bevechten, om de meeste en beste machines te bemachtigen? En elkaar daarmee beconcurreren, bedreigen en afpersen? Ik weet zeker dat filmproducenten hier de mooiste scripts van kunnen maken, zowel de ene kant op als de andere.
Steeds meer denk ik dat we terug gaan naar ieder zijn eigen koe, kip, schaap, varken en kleine moestuin met fruitbomen om in het eigen onderhoud te voorzien, dat we leren met minder genoegen te nemen in de materiële zin, en ons meer gaan bezighouden met het geestelijke. Misschien maar goed ook, want het einde der tijden zou zomaar eens geautomatiseerd kunnen worden ingeluid: het uitsterven van een nutteloos geworden ras… de mens.